De kwaliteiten van het fysiek-ruimtelijke systeem, zoals bodem, water en landschap, moeten volgens het regeerakkoord van Rutte IV meer centraal komen te staan in de ruimtelijke ontwikkeling. Het principe ‘water en bodem sturend voor de ruimtelijke inrichting’ zal de planvorming voor woningbouw, energietransitie en de inrichting van de groene ruimte (landbouw en natuur) stevig beïnvloeden. Bodem, water en landschap zijn een ‘common’; een hulpbron waar iedereen als het ware naar believen gebruik van kan maken.
De tragedie van de commons ontstaat wanneer dat gebruik ten koste gaat van de kwaliteiten van deze hulpbron, waardoor deze op de langere termijn onherstelbaar wordt aangetast. Dat zien we sluipenderwijs al decennia gebeuren bij de kwaliteiten van het fysiek-ruimtelijk systeem in Nederland. De kwaliteiten van bodem, grond- en oppervlaktewater, landschap, openbare ruimte en biodiversiteit staan steeds meer onder druk. Dat zal met de vele actuele ruimtelijke opgaven alleen maar erger worden. De vraag is hoe het principe ‘water en bodem sturend’ hieraan het hoofd kan bieden. Biedt de kern van ons vak – werken aan ruimtelijke kwaliteit – een uitweg?
“Zoeken naar manieren om ‘rechtvaardig’ om te gaan met hulpbronnen ”
Ruimtelijke kwaliteit is de balans tussen de drie waarden van Vitruvius, toegepast op de ruimte: gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Bij gebruikswaarde gaat het om functionaliteit, om nut en noodzaak van het programma dat wordt ontwikkeld in combinatie met gebruik van de eigenschappen van het gebied. Bij de belevingswaarde gaat het om zaken als beeldkwaliteit, het ‘mooie’, het gevoel van (toekomstige) gebruikers. De toekomstwaarde, tot slot, gaat om het vermogen om ruimtelijke gevolgen van veranderende omstandigheden op te vangen.
De vraag is of we de drie waardencategorieën kunnen benutten voor de duurzame omgang met de commons, die het fysiek-ruimtelijke systeem kenmerken. Waarden kunnen immers ook benut worden om een (meer) ‘rechtvaardige’ omgang met hulpbronnen in beeld te brengen. Doen bepaalde ruimtelijke functies, als oplossing voor een probleem, recht aan alle betrokkenen? Sovacool et al. (2016) onderscheiden waarden die gebaseerd zijn op vier typen rechtvaardigheid[1]:
- Procedurele rechtvaardigheid: zijn alle belangen vertegenwoordigd geweest in het afwegingsproces voor de gekozen oplossingen?
- Distributieve rechtvaardigheid: is de kosten-baten verdeling van de gekozen oplossingen, evenwichtig ingericht?
- Omgevingsrechtvaardigheid: houden de gekozen oplossingen voldoende rekening met de belangen in de natuurlijke en sociale omgeving?
- Intergenerationele rechtvaardigheid: zijn de gekozen oplossingen ook op de lange(re) termijn houdbaar en dragelijk voor de toekomstige generatie(s)?
“De overheid stimuleert vaak de onevenwichtige omgang met commons ”
Lastig is dat de commons geen eenduidige belangenbehartiger hebben. Als hoeder van het algemene belang is de overheid de eerstaangewezen partij. Echter, de overheid stimuleert vaak de onevenwichtige omgang met commons, zoals bij de intensivering en schaalvergroting van de landbouw, het opofferen van natuur voor een wegverbreding en het veronachtzamen van de waarde van biodiversiteit bij het toestaan van distributiecentra. Gelukkig komen er steeds meer positieve voorbeelden zoals vergroting van het waterbergend vermogen van beekdalen en natuur-inclusieve landbouw.
De vraag is nu wat het principe ‘water en bodem sturend’ concreet gaat inhouden voor publieke, private en maatschappelijke actoren. Een belangrijke operationalisering zou kunnen zijn dat voor nieuwe gebruiksfuncties (nieuwe ruimte vragende projecten) waarvoor het fysiek-ruimtelijk systeem een belangrijke hulpbron is, de trits beschermen – benutten – verbeteren geldt. Dat houdt in dat een common benut mag worden mits deze benutting gepaard gaat met beschermende en verbeterende maatregelen. Zo kunnen we toewerken naar een ruimtelijke ordening die op termijn de huidige planningspraktijk, voornamelijk gericht op benutten, kan vervangen. Zo kunnen de commons ook voor volgende generaties beschikbaar blijven.
Een duurzame omgang met de commons is nog geen vanzelfsprekendheid in de planologische praktijk. De herplantplicht na kappen van bomen, bos en houtopstand en de omgang met archeologie (Verdrag van Malta) zijn positieve, maar voor ruimtelijke ordenaars lastige uitzonderingen. Door wettelijke verplichtingen zijn commons als groen en archeologie onderdeel van ruimtelijke ontwikkeling.
“Onzichtbare’ commons als grondwater en een gezonde bodem staan nog niet op het netvlies van planologen ”
Met belangstelling zien we uit naar het Programma Water en Bodem als Basis dat de minister Harbers (IenW)[2] opstelt en de uitwerking bevat van het principe water en bodem sturend. Zal dit daadwerkelijk inzetten op verbeteren van onze commons en op agendering van de commons in het bodem- en watersysteem in de ruimtelijke praktijk? Onze planologische praktijk laat immers zien dat vooral ‘onzichtbare’ commons zoals grondwater en een gezonde bodem nog niet op het netvlies staan van planologen. Een toekomstbestendige omgang met de commons vraagt van hen inzicht in het belang van de (on)zichtbare commons. Technisch hoeven ze er niet van de hoed en de rand te weten, daar zijn specialisten voor. Agenderen moet wel tot hun vaardigheden behoren!
[1] Sovacool, B.K., R.J. Heffron, D. McCauley, A. Goldthau (2016). Energy decisions reframed as justice and ethical concerns. Nat. Energy 1, 16024. https://doi.org/10.1038/nenergy.2016.24
[2] De Kamerbrief over Water en Bodem Sturend was in september 2022 voorzien volgens het Beleidsprogramma I&W (blz. 32).
Auteurs: Mike Duijn (GovernEUR) en Henk Puylaert (H2Ruimte)
Dit blog verscheen op 14 okt. 2022 op ROmagazine