Al enige jaren word ik heen en weer geslingerd in de centrifuge van de Omgevingswet. Tussen pessimisme en optimisme, tussen regels en anders gaan werken en tussen naïviteit en realiteit. Ik ben geen juridische insider, maar zeker geen outsider.

Een kleine 10 jaar geleden mocht ik meeschrijven aan het essay Doorbreek de impasse tussen gebiedsontwikkeling en milieu. Dit essay agendeerde hoe lastig het is om gebiedsontwikkelingen van de grond te krijgen bij een correcte omgang met vele (milieu)voorschriften. Twee belangrijke adviezen uit het essay: 1. terugleggen van de afweging van belangen in de lokale en provinciale politiek-bestuurlijke arena’s en 2. versterking van lokale projectorganisaties en ambtelijke kwaliteit.

Ruimte voor initiatief is prima, mits er duidelijke spelregels zijn

Wat moet ik in het licht van die adviezen denken van de Omgevingswet? Blijdschap en twijfel wisselen elkaar af. Allereerst de blijdschap. De Omgevingswet wil meer (afwegings)ruimte bieden op lokaal niveau, zet een integrale aanpak voorop en ondersteunt een gebiedsgericht benadering. Ruimte voor initiatief is prima, mits er duidelijke spelregels zijn. De leefomgeving gaat ons allemaal aan en in dat licht is het goed dat participatie de kans krijgt om op een hoger niveau terecht te komen. Blijdschap zit ook in de woorden van minister Schultz van Haegen, die stelde dat de Omgevingswet 80 procent cultuurverandering en 20 procent verandering van regels is.

Mijn twijfel is gestoeld op wat ik zie in de praktijk. Ik kom elke werkdag supergemotiveerde specialisten tegen, die dingen voor elkaar proberen te krijgen en dat onder een hoge werk- en tijdsdruk. Veel intenties om over de eigen schutting te kijken, maar de waan van de dag is te dominant om structureel anders te gaan werken. Schuttingen in de eigen organisatie zijn lastig op te ruimen en ‘ruimte voor initiatief aan de samenleving bieden’ is in een beleids- en projectomgeving met vele doeners niet vanzelfsprekend. Bij ruimte voor initiatief passen servicegerichte elkaar versterkende overheden, die helpen om van een idee, ook van een ander, een realiseerbaar project te maken; vanzelfsprekend met meerwaarde voor de samenleving. Regels, procedures en systemen zijn faciliterend en niet leidend. Is dit wel een reële eis aan overheden, die moeten balanceren op het smalle pad tussen rechtszekerheid en flexibiliteit.

De waan van de dag is te dominant om structureel anders te gaan werken

Ik zie nog weinig doorbraken met ‘80 procent cultuurverandering’. Neem een aantal recente gemeentelijke omgevingsvisies. Zowel qua omvang als inhoud is er nog weinig veranderd in vergelijking met structuurvisies. Visies met trends, analyses en ambities zonder veel verbindingen naar uitvoering en zonder gerichte uitnodigingen naar partijen in de samenleving. Visies, die heldere kaders stellen, uitnodigend zijn naar potentiële initiatiefnemers en een duidelijk uitvoeringsperspectief schetsen hoe de gemeente zelf denkt op te treden, zijn uitzonderlijk. We moeten ons vooral laten inspireren door de positieve uitzonderingen zoals Hellendoorn.

Driekwart van de burgers is volstrekt onbekend met de Omgevingswet

In een recent panelonderzoek van I&O  lees ik, dat bijna de helft van de reagerende ambtenaren aangeeft, dat de voorbereiding op de nieuwe wet in de eigen gemeente op schema ligt. Slechts 15 procent vindt dat zijn gemeente achterloopt. Ik vraag me af of voorbereid zijn op de komst van de Omgevingswet niet al te eng op de ‘20 procent regels’ is gericht. Hoe zit het met de cultuurverandering? Wordt er anders samengewerkt intern en extern? Wordt nagedacht hoe ruimte aan initiatief geboden kan worden en wat dat voor de gemeentelijke organisatie betekent? Het feit (uit hetzelfde panelonderzoek) dat 78 procent van de inwoners nog volstrekt onbekend is met de komst van de Omgevingswet, geeft te denken over de stand van de cultuurverandering binnen overheden en in het bijzonder hun gerichtheid naar buiten.

De geest van de Omgevingswet is vergelijkbaar met het opvoeden van kinderen: heldere kaders én de kunst van het loslaten. Het goede nieuws is: we hebben nog ruim twee jaar om te oefenen. En ik, ik bereid me voor op nog enkele rondjes in de centrifuge. Zonder afwisseling tussen blijdschap en twijfel bereik je geen vooruitgang in de geest van de Omgevingswet.

Henk Puylaert
Gepubliceerd op romagazine.nl (oktober 2018)